Contains spoilers
Hm. Vreemd. Ik heb een vorig boek van de Murderbot-reeks omschreven als een seizoen van een tv-reeks. Dit was één aflevering van een tv-reeks.
Dit is het hele plot van het boek:
Ja, dat is het zo ongeveer.
Nee, dat is niet voldoende voor mij.
Er is iets traumatisch met Murderbot aan de hand. Murderbot is niet uniek, er zijn stapels robots en anderen die bewustzijn hebben en in slavernij gehouden worden. Er moeten ergens nog levende aliens zijn. Er moet meer aan de hand zijn met de megacorporaties in de Corporate Rim.
Hup hup Martha Wells, doe dáár iets mee.
Vóór ik wat dan ook anders zeg: goed boek. Met plezier gelezen. Ik kijk uit naar het vervolg. Zonder te spoilen: het is historisch, maar het is ook fantasy, en het is ook sciencefiction. Ik was aangenaam verrast, ook en vooral omdat ik me kan inbeelden dat in volgende boeken de nu al interessante personages nog meer uitgediept gaan raken, én dat ik zo al een degelijk idee heb waar het naartoe zou kunnen gaan, en ik daar wel naar uitkijk.
Het boek begint met de Slag bij de Aisne in 57 voor Christus. 't Is te zeggen, het begint eigenlijk met een stukje raamvertelling, dat pas begrijpbaar is al ge de rest van het boek gelezen hebt: ene Khyrilo van Melos heeft het over mensen en azaren, over de plaatsen Serafon en Kreanon, en verzekert ons dat de Griffioen wel degelijk en mens was, zelfs al kwam hij van een andere wereld (Aden) en zelfs al is hij de eerste persoon die ooit een god heeft gedood.
En dan dus die Slag bij de Aisne, waar we Malderik tegenkomen in zijn eerste echte gevecht. Malderik is de enige nog levende zoon van Boduognatos, en hij heeft een schild met –ahem ja– een klauwende griffioen erop. Wie Caesar ooit heeft (moeten) lezen, of wie enige notie van de genocidale campagne van Caesar heeft, weet wat er gebeurt aan de Aisne. En daar net vóór bij Bibrax. En iets later aan de Sabis. Ik wist wat er ging gebeuren, en las het dus allemaal met een knoop in mijn maag. Wie niet weet hoe het allemaal afloopt, krijgt een bijzonder spannend boek voor de kiezen. Dat tegen het einde een voor iedereen onverwachte wending neemt.
Nee serieus: ik kijk écht uit naar het vervolg. Ik ben er een beetje bang voor dat het een moeilijke opdracht wordt om een tweede boek te schrijven dat zich voor minstens de helft zeer ver van de echt gebeurde geschiedenis afspeelt, maar ik hoop dat het in orde komt. En ik koop het in alle geval.
*******
Dat gezegd: ik heb het door de band uitzonderlijk moeilijk met Nederlandstalige boeken. Of ze nu vertaald zijn of origineel in het Nederlands geschreven maakt niet uit. Een boek mag nog zó goed geschreven zijn: van zodra er gesproken wordt, loopt het meestal fout. Ik heb het extreem moeilijk me in te leven in personages die een idioom gebruiken waar ik de kriebels van krijg.
Dit bijvoorbeeld: 100% uitstekend.
Hij had al eerder mannen voor zijn ogen zien sterven, maar dat waren misdadigers geweest die in hun kooien werden verbrand. Dit was anders. Wie hier stierf zou door de goden in de Achtergrond worden verwelkomd en gevierd, terwijl terechtgestelde misdadigers niets dan vernederingen en folteringen konden verwachten vóór de goden hun corrupte geesten weer uitkotsten in de lichamen van wormen en maden.
immani magnitudine simulacra habent, quorum contexta viminibus membra vivis hominibus complent; quibus succensis circumventi flamma exanimantur homines
In primis hoc volunt persuadere, non interire animas, sed ab aliis post mortem transire ad alios, atque hoc maxime ad virtutem excitari putant metu mortis neglecto
Toen de mannen hun evenwicht hadden hervonden, keken ze giftig achterom. ‘Stelletje pummels,' gromde een van hen onder zijn borstelige snor.
In een reflex trok hij zijn schild over zich heen; een steen ketste erop af. ‘Laffe kontneukers!' brulde hij. ‘Kom hier vechten!'
de Romers zullen ook wel vrouwen hebben die het vliegend schijt krijgen van al hun oorlogen
‘Die magere hark bazelt maar wat!' riep Belloveso.
[...]
‘Waarom zouden wij deze snoeshaan geloven?' snauwde Belloveso.
[...]
‘Geduld, geile flurk.'
‘Zij zal de Skaldis volgen. Zij en nog iemand anders, ne strijder. Wacht hen op aan den tempel. Het is beter dat gij u niet onder de mensen mengt.'
‘Waarom niet?'
‘Omdat er nen oorlog gaande is. Er is al veel bloed gevloeid, en er zal nog meer bloed vloeien. Nieuwe heersers nemen bezit van dit land.'
‘Ik zag het in uw herinneringen, Zara Gira. Gij deed beloften die ge niet kon waarmaken.'
‘Ik heb hun boodschap overgebracht.'
‘Ge beloofde dat ook zij zouden kunnen terugkeren.'
Hoera! Schlock!
Het verhaal speelt zich af in Prithian, een van geografie nauwelijks aangepast Engeland. Mensen haten elfen: tot voor een jaar of 500 geleden waren alle mensen slaven van de elfen. Toen was een oorlog tussen elfen die vóór slavernij waren en elfen + mensen die tegen slavernij waren. Die is afgelopen met een overwinning van de Tegen Slavernij-kant, en met een muur die de landen van de elfen van de landen van de mensen afscheidt.
Feyre is de jongste dochter van drie in een gezin zonder moeder. Tot voor een paar jaar waren ze zeer rijk, maar er bleken zeer veel schulden te zijn, hun moeder overleed, en hun vader maakte een laatste investeringsgok die hem alles kostte. Zijn schuldenaars hebben hem kreupel gestampt en hij doet nu niets meer behalve soms wat hout kerven.
De twee oudste dochters doen ook niets behalve het weinige geld opdoen dat Feyre verdient door te jagen in het gevaarlijke bos. Feyre zou het liefst van al gewoon schilderen, maar ze moet noodgedwongen het hele gezin onderhouden, dat haar als afval behandelt.
(Ja, qua cliché kan allemaal zeer hard tellen.)
Op een zekere dag is ze aan het jagen op een hert wanneer ze een reuzengrote wolf ziet. Ze denkt dat het misschien wel een elf zou kunnen zijn in vermomming en ze haalt de ene pijl boven die elfen kan doden: es, met een ijzeren tip. Ze schiet, ze raakt de wolf! En dan schiet ze voor de zekerheid een gewone pijl door zijn oog.
Ze vilt wolf en hert, neemt het hertenvlees naar huis mee, krijgt stank voor dank van de familie, en trekt dan naar het dorp om de pelsen te verkopen.
Wat later staat een Verschrikkelijk Beest aan de deur: dat Feyre een elf vermoord heeft, en dat het de wet is dat ze nu dood moet. Dood, of mee naar het elfenrijk.
(Mee naar het elfenrijk, natuurlijk. Wat denkt ge?)
Het Verschrikkelijk Beest blijkt een Ongelooflijk Knappe Man Elf te zijn. Tamlin is één van de grote bazen van Prithian, de chef van de Spring Court, pakweg het land van altijd lente. Maar zijn kasteel is vreemd leeg, en er is gelijk iets raar aan de hand.
Die Tamlin is eigenlijk een oninteressant personage: hij is zot verliefd op Feyre, maar onderneemt eigenlijk weinig of niets. Tegen het einde van het boek blijkt daar een goede reden voor te zijn, maar zelfs dan: het veruit meest interessante personage is Rhysand, de baas van de Night Court in het noorden.
Ik was er zeer snel door, het einde was een mengeling van oogrol-inducing cliché op cliché en eigenlijk best wel degelijke stukken.
Ik kijk uit naar het vervolg.
Ik ging aan een batch nieuwe boeken beginnen, maar toen zag ik dat er een nieuw Murderbot-boek was, en dus heb ik dat maar eerst gelezen.
Het was zeer raar. Ik had net Red Country gelezen, dat bij momenten absoluut enorm grappig is, maar ook bij momenten doodernstig. En dat niet alleen uitstekend van verhaal is, goed geschreven, een onderdeel van een veel grotere wereld en een zeer lang lopend verhaal, maar ook een lang boek is dat perfect op zich kan staan.
Murderbot was aanpassen. Het is een kort boekje dat bijna niet te begrijpen is zonder alle voorgaande gelezen te hebben (ik herhaal wat ik al meer dan eens zei: het leest meer als een tv-serie dan als een boek), en wat een hele reeks boeken wel leutig overkwam (de altijd cynische SecBot), komt nu soms wat als een te veel gebruikt truukje over.
Het verhaal? Er is een moord gepleegd, en Murderbot helpt de moord oplossen.
Tja.
Een beetje dunnetjes.
Allez dan. Het is gedaan. Het einde was, da's toch iets, niet meteen voorspelbaar. Ik had het misschien liever anders gezien, maar bon, ik kan er meer leven.
Er zit gewoon heel erg weinig verhaal in de hele reeks. Personages komen en gaan, groepen mensen gaan van plaats A naar plaats B. Er wordt wat spanning opgebouwd, mensen worden gevangen genomen, mensen worden weer bevrijd, en ze gaan van B naar C. Dingen gebeuren aan twee snelheden in de reeks: ofwel enorm gezapig, met heelder hoofdstukken waar quasi niets gebeurt, ofwel veel te snel. Dat laatste in het algemeen als er gevochten wordt — ik heb de indruk dat Bardugo dat gelijk niet boeiend kan schrijven en zich dus maar snel van af maakt.
Het spijtige is dat véél van de personages interessante conflicten meedragen, en dat er dus veel meer in zou kunnen gezeten hebben. Helaas. Oppervlakkig.
Maar ik zie wel waarom ze er een serie op Netflix van gemaakt hebben. Het zou er spectaculair kunnen uitzien.
Ai ai ai. Het tweede boek is wellicht beter dan het eerste boek, maar dat zegt niet enorm veel.
Okay, het is iets minder voorspelbaar. Maar het blijft echt wel niet zo goed. Het leest als een boek dat geschreven is door een auteur die denkt te weten wat tienermeisjes graag lezen. Ik vrees dat wat tienermeisjes écht graag lezen niet zo heel hard verschillend is van wat ik graag wil lezen: goed geschreven boeken, met een degelijk verhaal, en met geloofwaardige personages.
Er was een soort liefdesdriehoek in het vorige boek, dat ik in dit boek uitgebreid naar een liefdes, euh, vierhoek? piramide? Alina is al van toen ze kind was verliefd op Mal, ze voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken door de eeuwen- en eeuwenoude Schlechterik, en er hangt electriciteit in de lucht tussen haar en Nikolai, de jongste zoon van de koning van Ravka.
Zucht.
Ik ben het eens met wat ellexamines op Goodreads zegt:
The problem is the narrative of this book just will not let this series get as dark as it deserves to be. This series is one about awful characters doing awful things in which the lead is basically slowly losing her humanity and the villain is maybe possibly doing it for the right reasons and the love interest is insecure and the princes are shitty and really, no one is doing the right thing, and certainly not for the right reasons. But it refuses to let itself be this. I keep feeling Bardugo come thiiis close to inner darkness and antihero power and then shying away.
Ach, ach, ach.
Pas op het is niet slecht hé. Maar het is ook verre van goed.
We zijn in een onbestemde periode in een wereld die wat lijkt op die van ons in pakweg de 19de eeuw of zo: er is Ravka, een Rusland-achtig land, er is een Nederlanden-achtig land, er is een vaag-Aziatisch land.
En er zijn Grisha, mensen die magie kunnen doen, maar niet echt: wat ze doen komt nooit uit het niets; ze kunnen alleen dingen manipuleren (de wind, vuur, metaal, iemands hart- en vaatstelsel).
Haal boven uw zak vol clichés: Alina is een weeskind dat samen met Mal, ook een weeskind, opgroeit. Hij ziet er uit als een jonge god, zij als een onzichtbare muis. Maar zij is ook een Grisha, die toen ze klein was haar talent verborgen heeft gehouden omdat ze niet van Mal wou gescheiden worden. En met de jaren beseft ze dat ze op hem verliefd is, maar hij ziet haar niet op die manier.
Na het weeshuis komen ze allebei in het leger terecht: zij als cartograaf, hij als soldaat.
Tussen Ravka en de zeer ligt er de Fold, een gebied waar het permanent donker is en waar het vol met volcra zit: vliegende monsters die afstammen van de mensen die er vroeger woonden. Die Fold is er gekomen toen eeuwen geleden een slechte Grisha iets verkeerd deed.
Tijdens een oversteek van de Fold wordt het leger aangevallen door volcra, en boem paukenslag, blijkt dat Alina niet alleen een Grisha is maar een soort Grisha dat nog nooit bestond: een Sun Summoner — ze kan zelfs in de donkerste plaatsen al het licht dat er is bij elkaar brengen.
Alina wordt sofort naar het koninklijk paleis gedispatched om te trainen als Grisha.
Volgt nóg een zak vol clichés: She Was Beautiful All Along, om te beginnen, en een gezonde dosis liefdesdriehoek, enzoverder, enzovoorts.
Het was niet slécht, maar het was ook niet goed. Het is enorm hard een boek voor jonge tieners, maar hey, ik ga de rest van de reeks ook maar lezen, een mens weet nooit dat het betert. (En het is ook wel ontspannend en het leest vlot, dat telt ook voor iets.)
Boek één liep slecht af, boek twee liep zo mogelijk nóg slechter af.
In het begin van boek drie is Rin door zowat iedereen die ze ooit tegengekomen is verraden. En is het land zowat compleet om zeep.
Ik dacht dat als de eerste twee boeken het over Tweede Chinees-Japanse oorlog hebben (met niet één maar talloze bloedbaden van Nanking), dat het derde boek het over iets Communistisch-achtig zou hebben, en inderdaad: Rin beslist dat het niet van de adel en de krijgsheren zal komen, maar dat het van de grote massa van het volk zal moeten afhangen. Er zit zelfs een letterlijke Lange Mars in en ja, ik weet dat die in het echt chronologisch vóór de Chinees-Japanse Oorlog kwam.
Rin is een onsympathiek hoofdpersonage. We begrijpen waar ze vandaan komt en waarom ze haar keuzes maakt, maar 't is bij momenten serieus érg, wat ze doet. Mao was ook geen sympathieke mens, en daar is ze duidelijk op geïnspireerd.
Diepgang, ontroering, spanning, een fantastische combinatie van psychologische en andere oorlogvoering die in het echt ook had kunnen gebeuren met fantasy en goden en zowaar zelfs draken: een uitstekende trilogie.
En dan zag ik de achterflap van het laatste boek en las ik dat de auteur dit schreef tussen haar 19 en 23 jaar, en ben ik immens benieuwd naar wat ze nog zal schrijven in de toekomst. Bijzonder indrukwekkend.
Het vorige boek dat ik las (The Dragon Republic) eindigde zó deprimerend dat ik dacht: ik lees eens iets anders voor ik aan het derde boek begin.
The Midnight Library is een fijn boekje. Een beetje zeemzoeterig, een beetje oppervlakkig misschien, maar hey: het moet ook niet altijd allemaal zo diepgravend zijn.
Nora Seed heeft in haar leven een stapel beslissingen genomen die ze zich eigenlijk beklaagt: ze had kunnen blijven zwemmen en dan was ze misschien wel gelukkig geworden naar de Olympische Spelen gegaan. Ze had kunnen blijven muzikant zijn en dan was ze misschien wel gelukkig geworden en had ze succes gehad. Ze had kunnen studeren voor wat haar écht interesseerde in plaats van voor filosofie te gaan, en dan was ze misschien wel gelukkig geworden als glacioloog. Ze had kunnen blijven schrijven en dan was ze misschien gelukkig geweest. Ze had haar trouw niet op het laatste moment af kunnen geblazen hebben en dan was ze misschien gelukkig geweest.
Inderdaad ja: er zit een zekere constante in: Nora Reed is diepongelukkig, zit vast een doodlopend leven in een doodlopende job (waar ze in het begin van het boek trouwens net ontslagen wordt), en had zo veel anders kunnen doen.
[Kort intermezzo: zo wérkt het natuurlijk niet: er is meestal niet zoiets als één moment waarop het leven kantelt. Verkeerde keuzes zijn meestal lange aaneenschakelingen van géén belissingen nemen. En het is ook natuurlijk lang niet zo dat iedereen in potentie álles kan doen — de manier waarop Nora hier zowel in potentie een gevierd auteur als muzikant als olympische zwemmer had kunnen zijn is meer dan een beetje Mary Sue-achtig.]
...en dus beslist ze dan maar zelfmoord te plegen.
[Kort intermezzo twee: zo wérkt het natuurlijk ook niet noodzakelijk. Ik heb de indruk dat de beslissing “gho ja, ik pleeg dan maar zelfmoord” hier redelijk snel en weinig subtiel aangebracht werd.]
Tussen leven en dood, gaat het verhaal in The Midnight Library, is er een bibliotheek. In die bibliotheek staan ontelbaar veel boeken, die allemaal een ander levensverhaal vertellen tot op dat moment tussen leven en dood. Nora komt in die bibliotheek terecht en kan er aan de bibliothecaris vragen om in gelijk welk boek te stappen, en daar dan verder te leven — als ze wil.
Ze kiest leven na leven. Als olympisch zwemmer en internationaal rolmodel. Als gevierd glacioloog. Als wereldberoemde zangeres. Als allerlei verschillende uitkomsten van allerlei keuzes die ze maakte.
De vraag die weinig subtiel gesteld wordt, is: is ze in al die verschillende aflopen eigenlijk wel écht gelukkig? Zijn die andere levens écht beter?
Schaamteloos en verfrissend pretentieloos sentimenteel. Ik heb een grondige hekel aan pretentie, en ik ben te vinden voor sentimentaliteit. Ik heb dit graag gelezen.
Deel één deed even denken dat het Harry Potter In China-maar-dan-niet-écht-China zou worden, maar het werd redelijk snel duidelijk dat het niet dát soort boek was. Dat het een hervertelling van de Tweede Chinees-Japanse Oorlog, maar dan alsof het honderd jaar eerder was in een andere wereld, met ook magie en sjamanen en alles.
Deel twee gaat op datzelfde elan verder. Het hoofdpersonage is een tiener, en dus verwacht een mens ergens dat er toch iéts van romance zou in de lucht hangen. Er zijn twee mogelijke kandidaten voor een relatie met Rin: één persoon die eigenlijk al dood is (maar dat belet niet noodzakelijk iets in boeken zoals dit) en één persoon die in boek één haar aartsvijand is (maar ook dat belet niet noodzakelijk iets).
Niets van: Rin is diep getraumatiseerd (zoals iemand die uit verdriet en woede een massamoordenaar werd wel eens kan worden), is totaal verslaafd aan opium, en sluit een pact met (de vader van) haar voormalige aartsvijand. Die man heeft het plan opgevat om de Keizerin van haar troon te stoten en het land om te vormen naar een soort democratie.
Hij hoopt daarbij hulp te krijgen van de Westerlingen.
Ik verklap niet veel als ik zegt dat ook dit boek niet zo goed afloopt. Maar ik vond het wél veel beter dan het eerste boek. Volwassener, en zonder dat mossel-noch-vis-begin: het is meteen duidelijk dat het menens is, en dat het niet om sprookjes gaat.
Yay, 't is fantasy en yay! 't is eens in een totaal andere soort wereld dan anders!
R.F. Kuang komt uit China, en schrijft een verhaal dat heel erg lijkt op Chinese geschiedenis.
Rin is een wees. Ze woont bij een koppel in het zuiden van het Nikara-rijk en wordt er net niet mishandeld. Ze dreigt uitgehuwelijkt te worden; om daaraan te ontsnappen neemt ze deel aan de Keju, een examen dat over het hele land gehouden wordt en waar kinderen normaal gezien gelijk tien jaar voor studeren. Zij doet het op twee jaar, en niet alleen slaagt ze, ze haalt de beste punten van de hele provincie.
So far so cliché.
Door haar hoge punten mag ze naar Sinegard, de beste school van het land, in de hoofdstad. Daar is ze zowat de enige die niet van adel is en moet ze vele keren meer haar best doen dan de anderen.
So far so still cliché.
Het is moeilijk een equivalente datum te plakken op het verhaal. In het begin van het verhaal had het even goed het equivalent van het jaar 100, het jaar 1000 of het jaar 1900 kunnen zijn: Nikara is een enorm land dat in zijn lange geschiedenis maar een paar keer echt verenigd is geweest; er is een nominale keizer(in) maar het zijn vooral strijdende krijgsheren die de macht hebben; er is dat Japan-achtig eiland in het oosten, steppenvolkeren in het noorden en Nikara is vooral zeer afgesloten van de buitenwereld.
En dan horen we, diep in het boek, dat er ver weg in het westen technologisch veel verder geavanceerde veel grotere blonde monotheïsten leven. En wordt het zeer snel duidelijk dat Nikara, ondanks zijn rijke geschiedenis en enorme trots, eigenlijk al eeuwen lang oorlog na oorlog verliest, en technologisch helemaal achter is ten opzichte van het westen. Dat brengt het allemaal naar voren, naar de moderne geschiedenis van China.
Ik had mij al voorbereid op een soort coming of age-gedoe met wat krachten leren en wat magie hier en daar, genre Harry Potter — maar neen! Zowat de eerste helft van het boek is de aanloop naar het eerste jaar en dat eerste jaar zelf, maar nog vóór we aan 50% van het boek zitten, is de hele situatie al ontploft, zijn er drie jaar opleiding voorbij en valt de Mugen-federatie (het equivalent van Japan) Nikara binnen.
De leraars van de school zijn allemaal generaals geworden, en oh ja: Rin is ondertussen een sjamaan geworden en kan met goden communiceren (ik vereenvoudig, het is veel boeiender in het boek). En we krijgen basically een hervertelling van de tweede Chinees-Japanse oorlog als die met technologie van honderd jaar eerder was gebeurd.
Ik had dat absoluut niet verwacht. Voor hetzelfde geld was dit Harry Potter In China geweest, met een boek per jaar en ontluikende romantiek en alles. Quod non, dus.
Ik vond het goed, maar nu ook niet ongelooflijk goed. Ik kijk wel uit naar het vervolg.
(En trouwens ook content dat het niet zoals sommige andere boeken van moderne Chinese auteurs is: het is wel degelijk in het Engels geschreven en niet van dat overduidelijk vertaald Chinees — ik kijk naar jullie, Liu Cixin en Ken Liu).
Deel twee van de twee! Ik had mij half verwacht aan een trilogie waar ik zou moeten wachten op het derde deel, maar neen: 't was gedaan na deel twee.
Dit was een beter boek dan het eerste. In plaats van alleen die ellendige April May te horen, werd dit vanuit het perspectief van haar vrienden verteld en kwam April zelf er maar in de tweede helft bij.
Er is Maya, April's ex-lief, die op zoek gaat naar antwoorden op mysteries die opduiken; Andy, die in navolging van April zijn eigen cult of personality kweekt; en de wetenschapster Miranda, die besluit een bedrijf te infiltreren.
We komen ook — van naaldje tot draadje en tot in de diepte — te weten waar die robots van het eerste deel vandaan kwamen en waarom ze er waren en alles.
In dit boek zijn de robots verdwenen, en zoekt iedereen naar hoe het verder moet. Blijken er weer Toestanden en Dingen te zijn, en weer een plot van de ene hint naar de andere hint naar een ontknoping, die deze keer wel definitief is.
Verder niet vele over te zeggen wegens volledig het vervolg van een cliffhanger.
Ik zou het eerste boek alleen niet echt aanraden, maar de twee boeken samen wel. Maar lees het dan wel rap, want het zit zo vol met enorm hard “nu” zaken dat het binnen een jaar of twee vrees ik zó passé zijn dat het niet meer leesbaar zal zijn.
Het is het einde van de negentiende eeuw, en er zijn geen heksen meer. Er waren in de wereld van The Once and Future Witches vroeger wel echte heksen die echte magie deden, en vrouwen waren koninginnen en schrijvers en wetenschappers, maar ergens in de zeventiende eeuw is daar allemaal een einde aan gekomen, met massale heksenverbrandingen en mannen die het heft in handen hebben genomen.
Maar dit is het einde van de negentiende eeuw en de wereld ziet er min of meer uit zoals die bij ons was op het einde van de negentiende eeuw: industrialisatie, en het begin van de strijd om vrouwenkiesrecht. Er zijn hier en daar nog wat overblijfselen van magie, overgeleverd van grootmoeder op kleindochter: kleine spreuken om de melk niet te doen overkoken, om een paard rustig te krijgen, om planten beter te doen groeien.
Het verhaal draait rond drie zusters: Beatrice Belladonna, Agnes Amaranth en James Juniper, die elk op hun beurt om elk hun eigen redenen weggevlucht zijn van hun geboortedorp. Hun moeder is gestorven bij de geboorte van Juniper, en ze hebben heel hun jeugd rondgehangen bij hun grootmoeder, die geen échte heks was, maar er toch meer van afwist dan veel anderen.
Beatrice werkt in een bibliotheek, en probeert te vergeten dat ze op vrouwen valt. Agnes werkt in een fabriek (denk Triangle Shirtwaist Factory van omstandigheden, vóór de brand dan wel). En Juniper is net toegekomen in de stad, nadat ze hun vader heeft vermoord.
Op een zekere dag komen ze elkaar na jaren weer tegen, op het moment ze (samen? of Beatrice alleen?) zonder goed te weten hoe even het beeld van een toren hebben doen verschijnen in het midden van de stad.
Het gaat expliciet over gender en rechten en LGBTQ+ issues en ik vond het een magisch boek, met drie onvergetelijke hoofdpersonages. Meer dan veel traantjes geplengd. Meer dan veel aangeraden.
Altijd bijzonder grappig trouwens om bij boeken als dit, waar het zoals gezegd echt héél expliciet gaat over dingen waar men vijftien jaar geleden niet echt zo hard van wakker lag, naar de één-ster-reviews te kijken. Dan komt ge altijd de meest toxische commentaren tegen van mensen die vinden dat het niet genoeg is. Ik pik er at random eentje uit, van een persoon die er niet in geslaagd is het boek uit te lezen, maar wel pagina's lang kan klagen:
The only reason I didn't finish it was because it was actively making me uncomfortable and becoming a detriment to my mental health. [...] As a non-binary person of colour, this book just reeked of white feminism. James Juniper is very much a “not like other girls” character, Agnes reminds me of a typical liberal white woman, and while Beatrice is the most “progressive” character —she is in love with a black woman and occasionally ruminates on the absurdity and inconvience that is racism— she is as interesting as cardboard. [...] [niet mijn opinie, maar hey]
To set a book during the suffragette movement without addressing the blatant racism and transphobia that is prevalent among prominent suffragists, is to ignore the glaring elephant in the room. [...] [dit is niet waar, het komt voortdurend aan bod]
The characters do make an effort to invite some black people, yet the prominent figure within their community, conveniently declines and therefore they are left with an all white association [totaal het omgekeerde van waar, zoals de persoon had geweten als die meer dan de helft van het boek had gelezen]
Ultimately, this book is a good reflection of my problems with most “feminist” books written by white women. I simply have no empathy for the woes of white women, particularly when their version of feminism is achieving the same privileges afforded to white men. [zucht]
TW // Child abuse, both physical and psychological; parental death; arrest and imprisonment; mind control; pregnancy and childbirth, including forced hospitalization; racism (not challenged); sexism; homophobia, both external and internalized; threat of sexual assault, averted; torture (mostly off-the-page, but alluded to); execution (attempted); child abandonment; major character death.
Verdju.
Ik heb mij weer laten vangen, en mijn te-lezen-lijst-zonder-context heeft mij weer bij mijn pietje.
Ik zet er een titel op, die titel staat dan op mijn Kindle, en naar gelang ik andere boeken tegenkom, verschuift een titel naar boven of naar beneden. En zo kwam ik gisterenavond uit op The Collapsing Empire, waar ik absoluut niet meer van wist wat het precies was.
Het blijkt een boek van John Scalzi te zijn, waar ik onlangs – nee, scratch that – waar ik vijf jaar geleden Redshirts van las dat ik toen niet helemaal mis vond. Sympathieke kerel met veel respect voor andere sciencefiction, zo staat hij in mijn hoofd.
Blijkt het klassieke space opera te zijn. Niets verrassends, wel zeer onderhoudend. Fate of the universe stuff en personages die zó goed zijn in wat ze doen dat het griezelig wordt, en een beetje bijeengeraapte concepten van allerlei andere universa.
Niet dat ik daar iets tegen heb, het leest vlot en aangenaam. Maar wél lastig dat dit nog maar boek één is en dat boek twee nog meer dan een jaar op zich zal laten wachten. Grr.
Verhaal in het kort: we zijn tweeduizend of zo jaar later, mensen zijn verspreid over het universum, er is een complexe balans tussen de keizer, de verschillende grote huizen die elk hun monopolies hebben (van wapens over wijn tot citrusvruchten), het parlement en de Kerk. Er is maar één bewoonde planeet in The Interdependency, al de rest zijn habitats en ondergrondse basissen en (soms enorme) ruimtestations.
Er is geen sneller-dan-licht-reizen, maar de werelden zijn verbonden via een soort supersnelweg, de Flow. De Aarde zelf is niet verbonden met de Interdependency, de Flow die tot daar ging is er duizend of meer jaar geleden weggetrokken. De ene planeet die er wel is, is The End, een verloren gat negen maand via Flow verwijderd van de hoofdstad.
Op The End is er een rebellie, de oude keizer in de hoofdstad sterft en wordt onverwacht vervangen door zijn dochter, en een oude vriend van de keizer op The End heeft net bevestiging gekregen dat het Flow-netwerk helemaal aan het verdwijnen is.
Shenanigans, intriges, actie, humor en romantie. Leutig.
Ik ben er achter, wat er aan de hand was met het boek waarvan ik meteen zag dat ik het gelezen had, maar dat ik er mij niets van kon herinneren, tot ik er aan begon en dan wist ik al meteen een paar dingen waarvan ik wist dat ze belagrijk waren, maar ik kon mij voor de dooie dood het einde niet herinneren.
Ik heb het eerste boek van de trilogie gelezen, toen het uitkwam, maar ik ben nooit aan het tweede of het derde begonnen.
Afijn. Eerste boek ondertussen uit en begonnen aan het tweede. Het was een degelijk boek en ik kijk er naar uit om de reeks helemaal te lezen. En dan over te stappen naar de andere reeks in dezelfde wereld — een wereld, als ik het goed heb, misschien duizend jaar na een wereldomvattende catastrofe, iets dat in-universum the day of the thousand suns heet.
Het verhaal speelt zich in een Europa af waar nog resten van oude beschaving bestaan, heropgebouwd nadat mensen een paar eeuwen geleden uit atomschuilkelders kwamen. Met hier en daar nog overblijfselen van de Builders, maar voor de rest vooral veel klassiek swords & sorcery.
Hoofdpersonage is Jalan, een verwende prins die op geen enkel moment riskeert het koninkrijk te erven van zijn briljante grootmoeder, de Red Queen van de naam van de serie. Hij wordt achtervolgd door schuldenaren en vaders van vrouwen die hij vermoost, en uiteindelijk geraakt hij verstrengeld met Snorri, een viking die als slaaf verkocht werd, dan weer vrijgelaten werd, en nu terug naar het noorden wil om zijn vrouw en kinderen te vinden, die door een Schlechte Schlechterik zijn ontvoerd/vermoord/iets anders.
Goed geschreven, personages waar een mens om geeft, vechten en tovenarij, hints van verloren technologie (any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic is nooit ver van mijn gedachten), en zowaar nog humor ook.
Content dat ik het toch herlezen heb. En dat het mysterie van waarom ik er mij niet genoeg meer van herinnerde opgelost is.
Wel wel wel, dát was nog eens een verschil. Na drie barslechte pulpboeken en drie pulpboeken die nog wel meevielen, achtig, een boek lezen van een Nobelprijswinnaar.
Pas op, 't is niet omdat die mens een grote prijs gewonnen heeft dat ik daarom noodzakelijk zijn boeken goed ga beginnen vinden of zo — het vorige boek dat ik van hem las, The Buried Giant, vond ik zelf helemaal niét goed.
Dit was iets anders. Het speelt zich af in een niet nader gespecificeerde maar redelijk nabije toekomst, met genetische manipulatie en artificiële intelligente en allerlei grote maatschappelijke veranderingen wegend die dingen.
We zien de wereld door de ogen van Klara, een Artificial Friend. Ze is duidelijk (zeer) intelligent, heeft echte en diepe emoties, maar bijzonder weinig kennis. 't Is niet alsof ze een verbinding met een internet heeft of een interne encylopedia, en dus bouwt ze haar eigen wereldbeeld op.
En dat is van een ontroerende schoonheid. Ze werkt op zonne-energie; in de winkel worden de AF's geroteerd van plaats naar plaats en heel soms mag ze een tijdje in de etalage staan waar ze de zon kan zien. Ze heeft praktisch met niemand interactie, en ontwikkelt een eigen soort mythologie/godsdienst rond de Zon.
En dan wordt ze gekocht door een vrouw, voor haar dochter. En blijkt dat de dochter ernstig ziek is.
We weten alleen wat Klara weet, en dus wordt het maar met stukjes en beetjes duidelijk in wat voor een dystopische wereld we ons bevinden, en wat voor een keuzes de verschillende personages gemaakt hebben en maken.
Er veel meer over vertellen zou niet goed zijn. Het is een fascinerend boek. Over keuzes maken en loslaten, en wat het is om een mens te zijn en wat hoop en liefde zijn.
Ik zou het iedereen aanraden.
Er zijn nogal wat mensen — vooral uit de “echte sciencefictionlezer”-categorie die het een traag en onduidelijk boek vinden, die het een gebrek aan diepgang verwijten, die gemiste kansen tot maatschappijkritiek zien, die het allemaal veel en veel te clichématig vinden, met oude tropes die al totterdood verkend zijn, van I Robot tot, welja, Murderbot.
Ik vind dat mensen die de essentie niet vatten. Dit is geen alwetende verteller, dit is Charlie uit Flowers for Algernon, maar dan als hij een robot zou zijn die emotioneel intelligenter wordt, maar toch begrensd door zijn programmatie. Achtig.
Allez ju, weer maar eens een 3/5 sterren-boek. 't Is niet alleen met mythologie en world building dat Butcher elke boek dingen toevoegt, maar ook in het opbouwen van zijn personages.
We komen in dit boek zowaar meer te weten over Dresden's familie, te beginnen met zijn moeder, die bij zijn geboorte schielijk was komen te gaan.
Verder in dit boek: shenanigans bij de Witte Vampiers (dat is de emotionele soort — ze drinken geen bloed maar gevoelens). Een pornoregisseur met drie ex-vrouwen die bedreigd wordt. Een nest Zwarte Vampiers (van alle soorten in de Dresdenboeken de soort die het meest op die van Bram Stoker lijken) dat uitbreekt in de stad. En een ingehuurde kracht die blijkt eeuwen en eeuwen oud te zijn en bijzonder gevaarlijk.
Ja, 't was niet verkeerd. Het was eens te meer zeer snel uit.
Maar ik heb het heel voorlopig even gehad met Dresden. Tijd voor wat afwisseling.
Boek vijf, en het is ongeveer van dezelfde kwaliteit als boek vier, 't is te zeggen: niet afgrijselijk slecht, maar ook verre van goed. Deze keer gaat het over onder meer de Lijkwade van Turijn, maar voor de rest is het maar een aflevering in een soapverhaal.
Jim Butcher slaagt er boek na boek in om alsmaar nieuwe voorheen nooit vermoede of zelfs maar half vermelde stukken wereld uit te vinden (een mens vraagt zicht af hoe lang dát kan blijven duren, alsmaar nieuwe enorm belangrijke geheime organisaties ten tonele rbengen), en tot nog toe is het nooit echt helemaal belachelijk.
Wat daarentegen wél belachelijk blijft, is “Harry Dresden en de vrouwtjes”. Het begin een béétje tegen te steken dat hij na vijf boeken altijd maar blijft herhalen hoe hij “chivalrous” is of “old-fashioned” of “chauvinist” omdat hij geen nee kan zeggen tegen vrouwen in nood.
Ook tegenstekelijk: dat Dresden altijd flauwe grappen maakt. Gelijk, zijn leven kan in de waagschaal liggen, de wereld kan de volgende minuut om zeep gaan, nog blijft hij domme opmerkingen maken. Pseudo-edgy, pseudo-in-crowd, pseudo-grappige opmerkingen. Er is sowieso al redelijk weinig suspension of disbelief, maar als hij zo in een spannend moment weer eens een idiote referentie naar iets dat we allemaal kennen maakt, is die disbelief totaal niet meer suspended.
En ook: er blijven alsmaar meer draaiende borden in de lucht gehouden worden: zijn vriendin die een halve vampier is geworden, de oorlog tussen de vampieren en de tovenaars, en nu ook nog eens de vampieren onderling.
Ik hoop dat er één dezer boeken toch een aantal van die dingen opgelost gaan geraken, want het begint een beetje vermoeiend te worden.
Hallo? Wat? Een boek met zowaar een plot dat niet zomaar een opeenvolging van korte toneeltjes is? Een niet dramatisch slecht geschreven boek? Met slechts 17 keer “Hell's Bells” erin?
Ik had al bij de eerste zin het gevoel dat het iets anders was van kwaliteit:
It rained toads the day the White Council came to town.
Het begon ook met zeer veel vaart, en het bleef maar voortdenderen. In boek drie is er een conflict tussen rode vampieren (don't ask, er zijn er ook witte en zwarte) en tovenaars, en ze proberen het allemaal op Harry Dresden te steken. Cue een proces waar hij zichzelf moet verdedigen: ik vond dat niet eens verkeerd gedaan.
En OK, er blijven dingen die dom zijn. Iemand wordt vermoord, en zijn naam is Ronald Reuel. Ah ha ha,
...dubbel irritant als hij een poging tot referentie doet.Ronalds appartement omschrijft Butcher alsdus:
What I could see of the apartment could have been imported from 429-B Baker Street. Dark woods, fancy scrollwork, and patterns of cloth busier than the makeup girl at a Kiss concert filled every available inch of space with Victorian splendor.
The third was the brawny, homely young woman with the muddy green hair and heavy brow. She had on a pair of jeans tight enough to show the muscles in her thighs and a khaki blouse.
Elaine may have been slender, but she had too much muscle to be light. She'd always had the build of a long-distance runner, long and lean and strong.
The perfection of her form was complemented by features of feminine loveliness
Neen, dit is ook nog geen goed boek. Maar vóór ik iets anders zeg, eerst wat statistiek:
In boek één heeft Harry Dresden drie keer “Hell's bells” gezegd. In boek twee heeft hij 3² keer “Hell's bells” gezegd. In boek drie was het 3³ keer “Hell's Bells”.
Ik weet hoeveel woorden er in de boeken zitten. Een kleine berekening leert ons:
Tegen boek 11 zal het boek gewoon één langgerekte “Hell's bells” zijn. Ik weet al waar ik naar uit kan kijken.
Ook in dit boek blijven vrouwen, voor het grootste deel, een werkpuntje voor Jim Butcher. Dit is een meisje dat Dresden om bescherming vraagt.
“All right,” I said. “If you want my protection, I want a few things from you first.”
She pushed back her asphalt-colored hair with one hand and gave me a look of pure calculation. Then she simply crossed her legs, so that the cut of her dress left one pale leg bare to midthigh. A subtle motion of her back thrust out her young, firm breasts, so that their tips pressed visibly against the fabric. “Of course, Mr. Dresden. I'm sure we can do business.” The look she gave me was direct, sensual, and willing.
Nipple erection on command—now that's method acting. Oh, she was pretty enough, I suppose. Any adolescent male would have been drooling and hurling himself at her, but I'd seen acts a lot better. I rolled my eyes. “That's not what I meant.”
Her sex-kitten look faltered. “It . . . it isn't?” She frowned at me, eyes scanning me again, reassessing me. “Is it . . . are you . . . ?”
“No,” I said. “I'm not gay. But I'm not buying what you're selling. You haven't even told me your name, but you're willing to spread your legs for me? No, thanks. Hell's bells, haven't you ever heard of AIDS? Herpes?”
Susan had to bend down far over the fire to thrust a long candlestick's tip down into the small flames. The orange light curved around the lean muscles of her legs in a fashion I found positively fascinating, even as wearied as I was.
Hooooooooboy.
Dit was dus niet de serie die ik in mijn hoofd had. Ik dacht aan The Laundry Files van Charles Stross, spionageverhaal meets Lovecraftiaanse horror meets bureaucratie, in Engeland.
Dit is een soort privédetective maar dan een tovenaar, in Chicago. Ik was ervan overtuigd dat het boek geschreven was ergens midden de jaren 1980, zó ahem “niet meer van deze tijd” dat het proza is. Ik bedoel, dit is de introductie van één van de personages:
Karrin Murphy was waiting for me outside the Madison. Karrin and I are a study in contrasts. Where I am tall and lean, she's short and stocky. Where I have dark hair and dark eyes, she's got Shirley Temple blond locks and baby blues. Where my features are all lean and angular, with a hawkish nose and a sharp chin, hers are round and smooth, with the kind of cute nose you'd expect on a cheerleader. It was cool and windy, like it usually is in March, and she wore a long coat that covered her pantsuit. Murphy never wore dresses, though I suspected she'd have muscular, well-shaped legs, like a gymnast.
She was a good-looking woman, in her mid-thirtysomethings. Ash blond hair that I thought must be natural, after a morbid and involuntary memory of the dead woman's dye job. Her makeup was tasteful and well applied, and her face was fair, friendly, with enough roundness of cheek to look fresh-faced and young, enough fullness of mouth to look very feminine. She was wearing a long, full skirt of palest yellow with brown riding boots, a crisp white blouse, and an expensive-looking green cardigan over it, to ward off the chill of early spring. She had to be in good shape to pull off a color combination like that, and she did it.
She was a woman of average height and striking, dark beauty, wearing a crisp business jacket and skirt, hose, pumps. Her dark, straight hair was trimmed in a neat cut that ended at the nape of her neck and was parted off of the dark skin of her forehead, emphasizing the lazy appeal of her dark eyes. [...] She put an elbow on the counter and propped her chin in her hand, studying me through narrowed eyes and thick, long lashes. One of the things that appealed to me about her was that even though she used her charm and femininity relentlessly in pursuit of her stories, she had no concept of just how attractive she really was.
Her hair was a burnished shade of auburn that was too dark to cast back any ruddy highlights, but did anyway. Her eyes were dark, clear, her complexion flawlessly smooth and elegantly graced with cosmetics. She was not a tall woman, but shapely, wearing a black dress with a plunging neckline and a slash in one side that showed off a generous portion of pale thigh. Black gloves covered her arms to above the elbows, and her three-hundred-dollar shoes were a study in high-heeled torture devices. She looked too good to be true.
Maybe my values are outdated, but I come from an old school of thought. I think that men ought to treat women like something other than just shorter, weaker men with breasts. Try and convict me if I'm a bad person for thinking so. I enjoy treating a woman like a lady, opening doors for her, paying for shared meals, giving flowers—all that sort of thing.
I unfolded a clean white cloth where I'd had a flickering shadow stored for just such an occasion, and tossed it into the brew, then opened up a glass jar where I kept my mouse scampers and tapped the sound out into the beaker where the potion was brewing.
Boek vier, maar eigenlijk is het gewoon het einde van een wat langer verhaal. Voor hetzelfde geld (wel, eignelijk niet: voor vee minder geld) had het gewoon één boek kunnen zijn.
Het was een degelijk einde, maar ik had er gelijk toch wat meer van verwacht.
Zoals dat veel van de shenanigans waar de antagonisten (anonieme bedrijven) zich mee bezig houden eigenlijk te maken hebben met achterblijfsels van niet-menselijke aliens van lang geleden, en dat ik toch ergens gehoopt had op wat meer zicht op die dingen.
Maar hey, 't is een fijn einde, het sluit proper af, de personages (vooral Murderbot zelf natuurlijk) maken een fijne evolutie door, A++ would recomment.
Ook dit, trouwens, was weer de lengte van een degelijke lange televisieserieaflevering.
Het zou niet verkeerd zijn om hier een miniserie van te maken. Met pakweg acht afleveringen of zo, perfect voor Netflix of Prime.
Met een asexueel en androgyn hoofdpersonage, en géén romantiek of sex in de lucht maar wel voorzichtige openingen naar meer vertrouwen en vriendschap. Dat zou ook nog wat zijn.
En aangezien het ook voortdurend gaat over kijken naar series, zou het wel grappig zijn om series-in-de-serie te hebben. Een totaal camperige Space 1999-achtige versie van Rise and Fall of Sanctuary Moon, waar moet ik tekenen?
Hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik het een uitstekend idee vind. Een snelle zoek door het interwebs geeft mij niet direkt het gevoel dat het al in the works zou zijn, dus maak er misschien rap eens werk van, gasten.
Op het einde van het vorige boek weet Murderbot wat er gebeurd is toen hij een hele stapel mensen heeft vermoord die hij eigenlijk had moeten beschermen. Het heeft te maken met wat een bedrijf daar op die plaats aan het doen was, en dat bedrijf deed misschien ook iets verdachts op een andere plaats, en dus besluit hij naar die andere plaats te gaan.
(Het wordt alsmaar moeilijker om iets te schrijven zonder spoilers, want het voelt opnieuw maar aan als hoofdstuk drie in een boek dat eigenlijk vier keer langer had kunnen zijn en alle vier de eerste boeken van de reeks had kunnen bevatten.
Het is alsof Wells alle verschillende archetypes van robots achtereenvolgend aan het woord laat: dickiaanse twijfelende androïde (Murderbot), banksiaans Mind (ART), sexbot (hier en daar, terloops), en hier dan een aandoenlijke asimoviaanse robot die door zijn eigenaar behandeld wordt als iets tussen geliefd intelligent huisdier en vriend (Miki).
Dit boek was, in tegenstelling met het vorige, véél meer actie. En nog meer dan het vorige boek, waar Murderbot zijn intellectuele meerdere tegenkwam, heeft hij hier niet meer automatisch overal en altijd de bovenhand.
Murderbot zelf blijft groeien, in al zijn contacten met mensen en niet-mensen. En blijft sarcastisch, en droog, en grappig, en onzeker, en complex.
En op het einde van het boek, jawel: meteen verder naar het volgende.
Dus, Murderbot noemt zichzelf Murderbot onder meer omdat weet dat hij ooit een hele hoop mensen dood heeft gemaakt die hij eigenlijk had moeten beschermen. Na die gebeurtenis is zijn geheugen gewist (maar niet helemaal, omdat een deel van zijn geheugen organisch is en niet echt wisbaar). Een tijd daarna heeft hij zijn governor module gehackt, waardoor hij niet meer gecontroleerd kan worden door het bedrijf dat zijn eigenaar is.
Op het einde van het vorige boek is hij eigendom geworden van het hoofd van een regering van een plaats waar intelligente andoïden zoals hij ook rechten hebben. Beperkte rechten, want ze hebben nog altijd een eigenaar, maar toch.
Murderbot kiest er meteen voor om niét mee te gaan met zijn nieuwe vrienden, maar terug te keren naar de plaats waar hij al die mensen had gedood, om er het fijne van te weten te komen.
Hij vraagt aan een leeg schip dat naar daar gaat of hij eventueel mee zou mogen gaan, en schets zijn verbazing als blijkt dat het een écht intelligent schip is. Gelijk, niet zomaar een schip met een bot aan het stuur, maar een serieus intelligent schip, grootteordes slimmer dan hem. Het schip, dat hij ART doopt (voor Asshole Research Transport), is een fijne mengeling van enorm intelligent maar ook nul ervaring in het echte leven, en het is serieus grappig en ontroerend hoe het schip leert omgaan met menselijke emoties door samen met Murderbot naar soaps te kijken.
Niet dat Murderbot zelf vreselijk goed is met menselijke emoties of zo, daar niet van.
Ook dit boek was eigenlijk maar een degelijke tv-aflevering lang, ook dit verhaal was uitstekend.
De auteur doet ook helemaal niet alsof het een alleenstaand boek is: het begint meteen na het einde van het eerste boek, en het eindigt met het derde boek helemaal in het vizier.