Feastdance, A Feast with Dragons, A Dance for Crows: noem het hoe ge wilt. Wat het is, is hoe deel vier en vijf van A Song of Ice and Fire zouden moeten gelezen worden.
Het verhaal is bekend: GRRM was begonnen aan deel vier, en het bleef maar groeien, en groeien, en groeien, en iedereen werd ongeduldig, en het lukte maar niet om alles af te ronden zoals hij het wou afronden – en dus besloot hij maar om het boek in twee te splitsen.
Niet chronologisch in twee, want het grootste deel van boek vijf loopt parallel met boek vier. Ook niet thematisch, want de thema's lopen over en door de twee boeken heen. Wel op basis van de personages, grotendeels. De afweging was: vertel ik in boek vier ongeveer de helft van het verhaal voor (bijna) alle personages, of (bijna) het hele verhaal voor ongeveer de helft van de personages.
Het is dat tweede geworden: het minste kwaad, dacht Martin. Begrijpelijke, maar vooral spijtige zaak, want de twee boeken zijn vele (véle) keren beter als ze samen gelezen worden.
Wie de boeken nog niet gelezen heeft, rep u naar hier om te leren hoe ze zouden moeten gelezen worden. Wie de boeken wél al gelezen heeft, haast u naar hier om te zien hoe Sean T. Collins (en Stefan, en vele anderen) de twee in elkaar gestoken hebben.
Ik kan niet zeggen hoe content ik ben van mijn ikweetnietmeerhoeveelste herlezing.
—-
Bij herlezing in 2018: ‘t is echt wel de moeite om het ook nog eens apart te lezen.
Het is allemaal een beetje in één geschoven, de hele reeks van A Song of Ice and Fire, vrees ik: ik had deel één al gelezen, jaren geleden, en toen heb ik de televisieserie gezien, en toen heb ik deel één tot en met vier herlezen, en net toen deel vier uit was, heb ik deel vijf gelezen. Deel vier en vijf waren oorspronkelijk opgevat als één boek, en met ze zo meteen na mekaar te lezen, zitten ze ook zo in mijn hoofd.
Ik heb de indruk dat het allemaal wat sneller had kunnen gaan, met wat minder geëmmer hier en wat meer detail daar, maar ik ga niet klagen. Het ging uiteindelijk vooruit; niet zo goed als in het begin, maar een mens krijgt toch de indruk dat de stage helemaal geset is voor een zekere conclusie.
—
Feastdance, A Feast with Dragons, A Dance for Crows: noem het hoe ge wilt. Wat het is, is hoe deel vier en vijf van A Song of Ice and Fire zouden moeten gelezen worden.
Het verhaal is bekend: GRRM was begonnen aan deel vier, en het bleef maar groeien, en groeien, en groeien, en iedereen werd ongeduldig, en het lukte maar niet om alles af te ronden zoals hij het wou afronden – en dus besloot hij maar om het boek in twee te splitsen.
Niet chronologisch in twee, want het grootste deel van boek vijf loopt parallel met boek vier. Ook niet thematisch, want de thema's lopen over en door de twee boeken heen. Wel op basis van de personages, grotendeels. De afweging was: vertel ik in boek vier ongeveer de helft van het verhaal voor (bijna) alle personages, of (bijna) het hele verhaal voor ongeveer de helft van de personages.
Het is dat tweede geworden: het minste kwaad, dacht Martin. Begrijpelijke, maar vooral spijtige zaak, want de twee boeken zijn vele (véle) keren beter als ze samen gelezen worden.
Wie de boeken nog niet gelezen heeft, rep u naar hier om te leren hoe ze zouden moeten gelezen worden. Wie de boeken wél al gelezen heeft, haast u naar hier om te zien hoe Sean T. Collins (en Stefan, en vele anderen) de twee in elkaar gestoken hebben.
Ik kan niet zeggen hoe content ik ben van mijn ikweetnietmeerhoeveelste herlezing.
Als Gurm niet verder schrijft aan A Song of Ice and Fire, dan doet hij de laatste tijd vooral anthologieën met Gardner Dozois, heb ik de indruk.
En dan nog wel anthologieën zoals ik ze graag heb: cross-genre, met vanalles en nog wat nieuws erin, en met altijd wel minstens de hoop op een aantal goeie dingen: Dangerous Women heb ik onlangs gelezen, Old Mars en Songs of the Dying Earth staan al op mijn Kindle, en ik dénk dat de volgende die ik koop Warriors zal zijn.
Cross-genre anthologieën, da's altijd een zak vol verrassingen: het kan even goed science fiction als fantasy als detective als wat dan ook zijn.
Het begint, vind ik, uitstekend, met Joe Abercrombie's Tough Times All Over, over een pakje dat van eigenaar naar “eigenaar” naar “eigenaar” gaat, via diefstal, afpersing, verkoop en allerlei. Onderhoudend, op een “ik wou eigenlijk dat dit een veel langer verhaal was”-manier.
En dan gaat het op en af. Ik ben ondertussen al een paar boeken verder als ik dit schrijf, en het is me niet allemaal even hard bijgebleven. A Year and a Day in Old Theradane (Scott Lynch) wel: iets met hoe een hele straat gestolen moet raken, en hoe daar allemaal verschillende manieren voor gezocht worden tot er uiteindelijk één werkt. How the Marquis Got His Coat Back is Neil Gaiman in wat mindere doen, in de wereld van Neverwhere.
The Lightning Tree (Patrick Rothfuss) is een fijn stukje over Bast, uit de Kingkiller Chronicles. Now Showing is een redelijk silly SF-achtig verhaaltje van Connie Willis over cinema-multiplexen, dat leest alsof het geschreven is door iemand die in de jaren 1980 is blijven steken wat media en technologie betreft.
En het boek eindigt met een prequel van een prequel, door GRRM zelf: The Rogue Prince is een verhaal dat zich afspeelt net vóór The Princess and the Queen (dat in Dangerous Women stond), en dát was dan weer een jaar of honderd voor de gbeurtenissen in Game of Thrones. Ik zeg “een verhaal”, het is eigenlijk een pastiche van de neerslag van een geschiedenis zoals die door een maester zou kunnen genoteerd geweest zijn. Redelijk droog en academisch, dus.
Geen essential reading, dat laatste. En eigenlijk, als ik er zo over nadenk, geldt dat voor heel het boek.
Net zoals ik The Manhattan Projects gekocht heb wegens de cover en de schrijver (Jonathan Hickman), kon ik niet weerstaan aan East of West. Dat, en de reputatie van bijzonder goed te zijn.
En hewel ja: het is inderdaad meer dan degelijk. Een alternatieve wereld – altijd iets dat ik graag lees – waar de Amerikaanse Burgeroorlog niet eindigde zoals in onze tijdslijn, maar waar een meteorietinslag de geschiedenis verandert. Er ontstaan zeven verschillende naties op het grondgebied van de VS. Er is de Union, Confederacy, The Republic of Texas, The Endless Nation (de Indianen dat ze zeggen), The Kingdom of New Orleans (de zwarte medemensen) en PRA (een Chinese People's Republic of America, gesticht door afstammelingen van een verbannen Mao). En dan is er ook nog Armistice, een mysterieus soort neutraal gebied waar de wapenstilstand tussen de strijdende partijen in de (uit de hand gelopen en uit elkaar gespatte) Burgeroorlog getekend werd.
Ergens in de 20ste eeuw kregen de leiders van de verschillende naties elk stukken visioen, die gebundeld “The Message” vormen, een soort blauwdruk/voorspelling van de apocalyps. In elk van de naties is er een (geheime) “Chosen”, die de Boodschap begrijpt, of tenminste interpreteert.
Oh ja, klein detail: het verhaal speelt zich een eeuw of twee na de Burgeroorlog af, in 2064. East of West is een soort mengeling van western en science fiction manga.
Ah, en ook: de vier ruiters van de apocalyps zijn op Aarde. Oorlog, Pestilentie en Honger zijn net gereïncarneerd en zien er als kinderen uit, Dood is veel ouder (wegens redenen), heeft twee geest-compagnons en er hangt een zekere Kill Bill The Bride-atmosfeer rond.
Al een beetje verward? Toegeven, het is een reeks die een mens best een tweede keer leest om helemaal mee te zijn, maar het is dan ook helemaal de moeite.
Net zoals ik The Manhattan Projects gekocht heb wegens de cover en de schrijver (Jonathan Hickman), kon ik niet weerstaan aan East of West. Dat, en de reputatie van bijzonder goed te zijn.
En hewel ja: het is inderdaad meer dan degelijk. Een alternatieve wereld – altijd iets dat ik graag lees – waar de Amerikaanse Burgeroorlog niet eindigde zoals in onze tijdslijn, maar waar een meteorietinslag de geschiedenis verandert. Er ontstaan zeven verschillende naties op het grondgebied van de VS. Er is de Union, Confederacy, The Republic of Texas, The Endless Nation (de Indianen dat ze zeggen), The Kingdom of New Orleans (de zwarte medemensen) en PRA (een Chinese People's Republic of America, gesticht door afstammelingen van een verbannen Mao). En dan is er ook nog Armistice, een mysterieus soort neutraal gebied waar de wapenstilstand tussen de strijdende partijen in de (uit de hand gelopen en uit elkaar gespatte) Burgeroorlog getekend werd.
Ergens in de 20ste eeuw kregen de leiders van de verschillende naties elk stukken visioen, die gebundeld “The Message” vormen, een soort blauwdruk/voorspelling van de apocalyps. In elk van de naties is er een (geheime) “Chosen”, die de Boodschap begrijpt, of tenminste interpreteert.
Oh ja, klein detail: het verhaal speelt zich een eeuw of twee na de Burgeroorlog af, in 2064. East of West is een soort mengeling van western en science fiction manga.
Ah, en ook: de vier ruiters van de apocalyps zijn op Aarde. Oorlog, Pestilentie en Honger zijn net gereïncarneerd en zien er als kinderen uit, Dood is veel ouder (wegens redenen), heeft twee geest-compagnons en er hangt een zekere Kill Bill The Bride-atmosfeer rond.
Al een beetje verward? Toegeven, het is een reeks die een mens best een tweede keer leest om helemaal mee te zijn, maar het is dan ook helemaal de moeite.
Net zoals ik The Manhattan Projects gekocht heb wegens de cover en de schrijver (Jonathan Hickman), kon ik niet weerstaan aan East of West. Dat, en de reputatie van bijzonder goed te zijn.
En hewel ja: het is inderdaad meer dan degelijk. Een alternatieve wereld – altijd iets dat ik graag lees – waar de Amerikaanse Burgeroorlog niet eindigde zoals in onze tijdslijn, maar waar een meteorietinslag de geschiedenis verandert. Er ontstaan zeven verschillende naties op het grondgebied van de VS. Er is de Union, Confederacy, The Republic of Texas, The Endless Nation (de Indianen dat ze zeggen), The Kingdom of New Orleans (de zwarte medemensen) en PRA (een Chinese People's Republic of America, gesticht door afstammelingen van een verbannen Mao). En dan is er ook nog Armistice, een mysterieus soort neutraal gebied waar de wapenstilstand tussen de strijdende partijen in de (uit de hand gelopen en uit elkaar gespatte) Burgeroorlog getekend werd.
Ergens in de 20ste eeuw kregen de leiders van de verschillende naties elk stukken visioen, die gebundeld “The Message” vormen, een soort blauwdruk/voorspelling van de apocalyps. In elk van de naties is er een (geheime) “Chosen”, die de Boodschap begrijpt, of tenminste interpreteert.
Oh ja, klein detail: het verhaal speelt zich een eeuw of twee na de Burgeroorlog af, in 2064. East of West is een soort mengeling van western en science fiction manga.
Ah, en ook: de vier ruiters van de apocalyps zijn op Aarde. Oorlog, Pestilentie en Honger zijn net gereïncarneerd en zien er als kinderen uit, Dood is veel ouder (wegens redenen), heeft twee geest-compagnons en er hangt een zekere Kill Bill The Bride-atmosfeer rond.
Al een beetje verward? Toegeven, het is een reeks die een mens best een tweede keer leest om helemaal mee te zijn, maar het is dan ook helemaal de moeite.
Hoezodatzo, Manhatten Projects? Er is er toch maar één geweest, het R&D-project voor atoombommen tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ha, wel: Jonathan Hickman (Pax Romana, East of West, Nightly News, ...) gaat ervan uit dat het ene Manhatten-project dat wij kennen maar een dekmantel was voor véél meer.
Extra dimensies! Alternatieve universa! Nazi's en communisten! Krankzinnige wetenschappers! Psychopaten! Sprekende honden! Cyborgs! Aliens! The Manhattan Projects heeft ze allemaal, en het is dan nog eens bijzonder grappig ook.
Niet alleen grappig, maar gewoon goed geschreven — al moet ik moet er wel niet aan gedacht hebben om dit nummer per nummer en maand na maand te lezen, want Hickman neemt ruim zijn tijd om de wereld en de personages op te bouwen. Uitstekend getekend en machtig gekleurd, zeer aangeraden, hopla ge moest al op weg zijn naar Comixology.
Hoezodatzo, Manhatten Projects? Er is er toch maar één geweest, het R&D-project voor atoombommen tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ha, wel: Jonathan Hickman (Pax Romana, East of West, Nightly News, ...) gaat ervan uit dat het ene Manhatten-project dat wij kennen maar een dekmantel was voor véél meer.
Extra dimensies! Alternatieve universa! Nazi's en communisten! Krankzinnige wetenschappers! Psychopaten! Sprekende honden! Cyborgs! Aliens! The Manhattan Projects heeft ze allemaal, en het is dan nog eens bijzonder grappig ook.
Niet alleen grappig, maar gewoon goed geschreven — al moet ik moet er wel niet aan gedacht hebben om dit nummer per nummer en maand na maand te lezen, want Hickman neemt ruim zijn tijd om de wereld en de personages op te bouwen. Uitstekend getekend en machtig gekleurd, zeer aangeraden, hopla ge moest al op weg zijn naar Comixology.
Hoezodatzo, Manhatten Projects? Er is er toch maar één geweest, het R&D-project voor atoombommen tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ha, wel: Jonathan Hickman (Pax Romana, East of West, Nightly News, ...) gaat ervan uit dat het ene Manhatten-project dat wij kennen maar een dekmantel was voor véél meer.
Extra dimensies! Alternatieve universa! Nazi's en communisten! Krankzinnige wetenschappers! Psychopaten! Sprekende honden! Cyborgs! Aliens! The Manhattan Projects heeft ze allemaal, en het is dan nog eens bijzonder grappig ook.
Niet alleen grappig, maar gewoon goed geschreven — al moet ik moet er wel niet aan gedacht hebben om dit nummer per nummer en maand na maand te lezen, want Hickman neemt ruim zijn tijd om de wereld en de personages op te bouwen. Uitstekend getekend en machtig gekleurd, zeer aangeraden, hopla ge moest al op weg zijn naar Comixology.
Hoezodatzo, Manhatten Projects? Er is er toch maar één geweest, het R&D-project voor atoombommen tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Ha, wel: Jonathan Hickman (Pax Romana, East of West, Nightly News, ...) gaat ervan uit dat het ene Manhatten-project dat wij kennen maar een dekmantel was voor véél meer.
Extra dimensies! Alternatieve universa! Nazi's en communisten! Krankzinnige wetenschappers! Psychopaten! Sprekende honden! Cyborgs! Aliens! The Manhattan Projects heeft ze allemaal, en het is dan nog eens bijzonder grappig ook.
Niet alleen grappig, maar gewoon goed geschreven — al moet ik moet er wel niet aan gedacht hebben om dit nummer per nummer en maand na maand te lezen, want Hickman neemt ruim zijn tijd om de wereld en de personages op te bouwen. Uitstekend getekend en machtig gekleurd, zeer aangeraden, hopla ge moest al op weg zijn naar Comixology.
Zeus stapt de Sint-Pietersbasiliek binnen, en hij is niet content.
Huitzilopochtli, Tezcatlipoca en Quetzalcoatl zijn terug op aarde, en de mensenoffers zijn terug van weggeweest. Odin en het Noorse pantheon zien het al helemaal zitten om de wereld te verdelen. Afrika is onderworpen aan Horus, Anubis en consoorten. En in Azië hebben Brahma, Shiva en Vishnu hun machtsbasis.
Ah, en ergens daartussen zitten ook nog mensen, en legers, en een groep wetenschappers die het godenprobleem wetenschappelijk willen oplossen — door zélf goden te maken, bijvoorbeeld.
Fijn idee. Bijzonder weinig voorspelbaar ook: alles en iedereen kan er van het ene op het andere moment aan gaan.
En daar wringt het. Soms gaat het té snel naar mijn goesting: figuren die ik toch graag een tijd zou hebben zien meegaan, krijgen vaak geen tijd om meer te zijn dan een snelle cameo. En in één flagrant geval kreeg een toch redelijk belangrijke god maar letterlijk één beeldje, gedomme.
Niet verkeerd, nee. Maar wel enorm veel gemiste kansen, in een soort poging om alles nóg sneller, nóg minder voorspelbaar (en met nóg meer geweld) te brengen.
Zeus stapt de Sint-Pietersbasiliek binnen, en hij is niet content.
Huitzilopochtli, Tezcatlipoca en Quetzalcoatl zijn terug op aarde, en de mensenoffers zijn terug van weggeweest. Odin en het Noorse pantheon zien het al helemaal zitten om de wereld te verdelen. Afrika is onderworpen aan Horus, Anubis en consoorten. En in Azië hebben Brahma, Shiva en Vishnu hun machtsbasis.
Ah, en ergens daartussen zitten ook nog mensen, en legers, en een groep wetenschappers die het godenprobleem wetenschappelijk willen oplossen — door zélf goden te maken, bijvoorbeeld.
Fijn idee. Bijzonder weinig voorspelbaar ook: alles en iedereen kan er van het ene op het andere moment aan gaan.
En daar wringt het. Soms gaat het té snel naar mijn goesting: figuren die ik toch graag een tijd zou hebben zien meegaan, krijgen vaak geen tijd om meer te zijn dan een snelle cameo. En in één flagrant geval kreeg een toch redelijk belangrijke god maar letterlijk één beeldje, gedomme.
Niet verkeerd, nee. Maar wel enorm veel gemiste kansen, in een soort poging om alles nóg sneller, nóg minder voorspelbaar (en met nóg meer geweld) te brengen.
Zeus stapt de Sint-Pietersbasiliek binnen, en hij is niet content.
Huitzilopochtli, Tezcatlipoca en Quetzalcoatl zijn terug op aarde, en de mensenoffers zijn terug van weggeweest. Odin en het Noorse pantheon zien het al helemaal zitten om de wereld te verdelen. Afrika is onderworpen aan Horus, Anubis en consoorten. En in Azië hebben Brahma, Shiva en Vishnu hun machtsbasis.
Ah, en ergens daartussen zitten ook nog mensen, en legers, en een groep wetenschappers die het godenprobleem wetenschappelijk willen oplossen — door zélf goden te maken, bijvoorbeeld.
Fijn idee. Bijzonder weinig voorspelbaar ook: alles en iedereen kan er van het ene op het andere moment aan gaan.
En daar wringt het. Soms gaat het té snel naar mijn goesting: figuren die ik toch graag een tijd zou hebben zien meegaan, krijgen vaak geen tijd om meer te zijn dan een snelle cameo. En in één flagrant geval kreeg een toch redelijk belangrijke god maar letterlijk één beeldje, gedomme.
Niet verkeerd, nee. Maar wel enorm veel gemiste kansen, in een soort poging om alles nóg sneller, nóg minder voorspelbaar (en met nóg meer geweld) te brengen.
Er zijn van die auteurs en van die boeken die mij sprakeloos achterlaten van bewondering voor hun taal – Marguerite Yourcenar, Jack Vance. Er zijn boeken en auteurs die mij doen duizelen van de wereld en de personages en de verhalen die ze opbouwen – Martin's Song of Ice and Fire, Erikson's Malazan Book of the Fallen.
En dan is er zo'n Joseph Mitchell, die in moeiteloos en schaamteloos gewone mensentaal schrijft over echte plaatsen en echte mensen. In korte zinnen, to the point, matter of fact, met oog voor detail zonder het overzicht te verliezen. Die mij even doet denken dat ik dat ook zou kunnen, of zou gekund hebben, als ik maar was waar hij was toen hij er was.
Nonsens, natuurlijk.
Up in the Old Hotel is eigenlijk vier boeken: McSorley's Wonderful Saloon (1943), Old Mr. Flood (1948), The Bottom of the Harbor (1960) en Joe Gould's Secret (1965), en die vier boeken bevatten allemaal stukken die eerder in The New Yorker verschenen.
In McSorley's Wonderful Saloon schrijft Mitchell over een New York dat zo ongeveer helemaal verdwenen is: profielen van sympathieke dronkaards, een ticketdame van een cinema, een kindgenie, een straatpredikant, zigeuners, een vrouw met een baard. Over Commodore Dutch, die toen hij jong was in de jaren 1880 een soort mascotte was van een plaatselijke gangsterbaas, en die sindsdien al heel zijn leven overleeft op ingangstickets voor een jaarlijks bal dat hij te zijner ere organiseert. Of Joe Gould, een man die ook op giften overleeft, en die in schrift na schrift al decennia lang een magnum opus schrijft, een mondelinge geschiedenis van de wereld, die ondertussen al vele keren zo lang als de Bijbel is. Of “John S. Smith of Riga, Latvia, Europe”, een oude man die de hele VS rondreisde, en die we enkel kennen van de honderden cheques die hij uitschreef, soms voor duizenden dollars, voor een kom soep of een warme maaltijd.
Het wonderlijke is, dat het allemaal echte mensen en plaatsen zijn, die toen ook al eigenlijk grotendeels voorbije glorie waren, maar dat er met het moderne internet toch nog allerlei van terug te vinden is. McSorley's saloon bestaat nog altijd, zelfs al is de hele buurt er rond veranderd. Joe Gould, daar zijn foto's van:
En Commodore Dutch, die staat in al zijn glorie in de kranten van toen:
Old Mr. Flood vond ik een lichte teleurstelling: Mitchell zegt expliciet dat het een waar verhaal is, in die zin dat de personages en de situaties die erin voorkomen amalgamen zijn van die die écht waren. Flood is een man die besloten heeft 115 jaar te worden, die al jaren een strikte seafoodtarian is, en die vooral zijn dagen lijkt te slijten met zijn beklag te doen over hoe het niet meer is zoals het vroeger was. Dat, en helemaal opgewekt worden als nog maar eens iemand uit zijn omgeving gestorven is.
The Bottom of the Harbor is een verdwenen wereld in een verdwenen wereld: allerlei vertellingen van en door de vissers en de inwoners van de eilanden in de haven van New York – die uiteraard alsmaar meer vervuild raakte en die tegen dat het boek verscheen wellicht praktisch geen eetbare vissen meer bevatte, laat staan oesters of andere schaaldieren. Meer dan alleen nostalgie, de gesprekken tussen Mitchell en Harry Lyons en twee vrienden van Lyons in The Rivermen: ze hebben het over alles en niets, en over de manieren waarop ze op rivierharing vissen, maar altijd en voortdurend is er het besef dat hun leven voorbij is en niet meer terug komt, en dat ze eigenlijk niet weten hoe ze hun leven nog zin moeten geven.
Joe Gould's Secret keert terug naar Joe Gould – Professor Seagull – de man van de Oral History of Our Time. Het is veruit het stuk waar Mitchell zelf het meest op de voorgrond komt: Gould valt er van zijn ‘charmante excentriekeling'-voetstuk, Mitchell valt uit zijn rol van geëngageerde maar afstandelijke obesrvator.
Ik lees dat mensen dit het minst goede van de vier delen vonden: ik ben het er niet mee eens. Waar de andere verhalen open eindes hebben, en we kunnen dromen, eindigt dit met de dood van Gould. Geen ruimte voor verbloeming, geen plaats voor romantisering: met de voeten op de grond en verplicht geconfronteerd met de menselijkheid van het verhaal.
En meteen ook met al het voorgaande: op McSorley's Saloon na, zijn alle personages ondertussen overleden. Ook Mitchell. Joe Gould's Secret was zijn laatste boek, in 1964.
From 1964 until his death in 1996, Mitchell would go to work at his office on a daily basis, but he never published anything significant again. In a remembrance of Mitchell printed in the June 10, 1996, issue of The New Yorker, his colleague Roger Angell wrote: “Each morning, he stepped out of the elevator with a preoccupied air, nodded wordlessly if you were just coming down the hall, and closed himself in his office. He emerged at lunchtime, always wearing his natty brown fedora (in summer, a straw one) and a tan raincoat; an hour and a half later, he reversed the process, again closing the door. Not much typing was heard from within, and people who called on Joe reported that his desktop was empty of everything but paper and pencils. When the end of the day came, he went home. Sometimes, in the evening elevator, I heard him emit a small sigh, but he never complained, never explained.”
Verdomme, Peter Watts, kerel toch. Zo enorm veel goede ideeën, en zo enorm veel gemiste kansen om er goede boeken van te maken.
Om te beginnen, maar daar kan noch Watts noch dit boek iets aan doen: ik was Blindsight enorm hard aangeraden, en de eerste plaats waar ik keek, werd het boek als “Rifters: 4” aangekondigd. Combineer dat met mijn (ongetwijfeld slechte) gewoonte om zo weinig mogelijk op voorhand te lezen over de boeken die ik ga lezen, en ik was ervan overtuigd dat ik best Rifters één, twee en drie ook las, vooraleer ik aan nummer vier begon.
Eén viel nog mee, twee niet echt en drie echt niet, waardoor ik al met wat achterdocht aan dit boek begon.
...en waardoor het des te harder aankwam toen ik na een bladzijde of vijf zes plots ging van “hey — ik héb dit al ooit eens gelezen!”.
Ik moet het boek ooit tot ongeveer de helft gelezen hebben, en dan opzij gelegd. Et pour cause. De op-het-eerste-gezicht premisse is recht uit Arthur C. Clarke (The Sentinel / 2001, Rama): plots komen er blijkbaar wellicht aliens toe, en er wordt een expeditie op poten gezet om op onderzoek te gaan.
Kleine twist: de expeditie bestaat uit een resem mensen die aangepast zijn of zichzelf aangepast hebben, en een vampier. Aanpassingen gaan van een halve hersenpan vol computer tot een soort super-synesthesie over een personage dat als “The Gang” bestempeld wordt omdat het eigenlijk een aantal verschillende personen in één is (in de toekomst is MPD geen syndroom of probleem maar een troef).
Ah, en de vampier is een mensensoort die eigenlijk een paar tienduizend jaar geleden uitgestorven is, die in zijn tijd een soort apex predator was, die jaagde op mensen, die in een soort winterslaap kon gaan, die allergisch was aan rechte hoeken en dergelijke — en die in de 21ste eeuw genetisch weer tevoorschijn was gemanipuleerd wegens zeer nuttig in sommige omstandigheden, waar hypersnel beslissingen moeten genomen worden en watnog.
Allemaal op een schip, in een soort gedehytrateerde vorm richting Oortwolk, ter plaatse gerehydrateerd en contact met de aliens. De aliens blijken in eerste instantie een soort zeer geavanceerde ELIZA te zijn: het is niet duidelijk of het om een computerachtig iets gaat waar ze mee communiceren dan wel met een buitenaardse intelligentie die zo anders is dat het communiceren moeilijk of onmogelijk is.
En dan komt het terrrrgend langzaam uit, wat er aan de hand is, en moeten we door pagina's en pagina's (en pagina's en pagina's) pseudo-interacties tussen personages die er geen zijn, allemaal spirograph-gewijs draaiend rond het centrale thema van het boek: enorm veel expositie over een ideetje, niet veel meer, over bewustzijn en intelligentie.
...en dan is het boek gedaan, en dan volgt, in appendix, het meest interessant stuk van het hele verhaal: Peter Watts die wetenschappelijke antecedenten en parallellen geeft, verwijst naar bronmateriaal, en in misschien twintig bladzijden duidelijk maakt dat hij betere ideeën heeft en betere research kan doen, dan hij boeken kan schrijven.
Het deed me denken aan Murasaki uit 1992, waar Poul Anderson met zijn hoed van wetenschapper op een hele wereld bouwde, die meticuleus omschreef, en daar collega's Greg Bear, Gregory Benford, David Brin, Nancy Kress en Frederik Pohl op losliet, om er verhalen over te schrijven. Machtig goede auteurs allemaal, maar ik vond de world building stukken interessanter dan wat ze er uiteindelijk mee deden.
Jammer, van Blindsight. Ik heb ondertussen gelezen dat veel mensen op het internet het een meesterwerk vinden, maar ik was teleurgesteld.
Moeder moet naar een conferentie, een toespraak over hagedissen doen. Vader is alleen met de kinderen, en hij heeft een lijst gekregen van wat hij moet doen en niet mag vergeten: de kinderen moeten naar koor en orkest op zaterdag, vioolles woensdag, er zit avondeten in de diepvries voor elke dag dat ze weg is, de reservesleutel ligt bij de buren, maandag komt de loodgieter en niemand mag het toilet boven gebruiken tot hij geweest is, de goudvis moet eten krijgen. Oh, en er moet ook melk gehaald worden.
De eerste avond loopt het al een beetje mis: het ontdooien lukt niet zo goed, en dus gaan ze ze maar bij de Indiër en krijgen de kinderen chocomelk voor ze in bed kruipen.
Toen was er nog melk.
Zaterdagochtend is er géén melk meer, en dus gaat vader naar de kruidenier om de hoek om een fles melk.
Hij blijft even weg — misschien een kwartier, misschien twintig minuten — en als hij terugkomt, willen de kinderen natuurlijk weten waarom hij zo lang weg bleef. Was hij misschien blijven babbelen met iemand die hij kende en was hij de tijd uit het oog verloren?
Neen, natuurlijk niet. Hij had de fles melk gekocht en hij was op weg naar huis, en toen hoorde hij een geluid boven hem en dan werd hij plots door een vliegende schotel naar boven gezogen — gelukkig had hij de melk in de zak van zijn mantel gestoken.
Zo begint Fortunately, the Milk. Een meer dan herkenbare situatie: vader die kinderen iets wijs maakt. En dan niet opgeeft als er inconsistenties zijn (“hoezo, piranha's in de zee? dat zijn toch zoetwatervissen”) maar er gewoon nieuwe dingen rond vertelt.
Aliens, piraten, een tijdreizende stegosaurus, een vulkaangod — ideaal om voor te lezen aan kinderen, denk ik: een fantastisch verhaal met prachtige tekeningen erbij (ik had de VS-versie vast met illustraties door Skottie Young van de Oz-comics).
Verschenen in twee boeken (βehemoth: β-Max en βehemoth: Seppuku). Ik heb de online versie in één volume op mijn Kindle gezet.
Ik ga er heel erg kort over zijn: No Sir, I Didn't Like It.
Ik heb er mij doorgesleept, maar het was met tegenzin. Ergens een fijn idee, daar niet van, maar ik had de indruk dat de man zijn boek gewoon niét heeft laten nalezen voor het gepubliceerd werd: minstens de helft te lang. En een einde dat geen einde is. Hopelijk is het vervolg even goed als het mij beloofd was. Verdorie.
In 2053 slagen wetenschappers aan het CERN erin om een techniek te ontwikkelen die reizen in de tijd mogelijk maakt. Of beter: die het mogelijk maakt om een bepaald volume te verplaatsen naar het verleden.
Het Vatikaan was één van de grootste geldschieters voor het onderzoek, en kardinaal Pelle, wetenschappelijk adviseur van paus Pius XIII, overtuigt de paus ervan om een kruistocht in de tijd te ondernemen. Het moment dat gekozen wordt, is 312: net voor de slag bij de Milvische brug, waar Constantijn Maxentius versloeg, al dan niet in hoc signo.
Het plan: een enorm warenhuis met een man of 5000 en goud en militair gedoe (van jeeps over helikopters tot satellieten en kernwapens) terugsturen in de tijd, en “een betere wereld maken”. Hoe precies, daar volgt een briefing over eens ze ter plaatse (ter tijde?) zijn. De expeditie zal geleid worden door Kardinaal Pelle (algemene leiding) en door een groep militairen/strategen/communicatiespecialisten onder leiding van brigadier-generaal Nicholas Chase, militair genie.
En dan, eens in 312 toegekomen, blijkt dat Pelle's ambitie niet veel verder reikt dan contact opnemen met de lokale paus, het Romeinse Rijk maar vooral de struktuur van de katholieke kerk ondersteunen, en klaar zijn voor de Islam in de jaren 600 en de Hunnen wat later. Niét naar de goesting van Chase, die het veel ruimer ziet – en daar meteen naar handelt.
Vier issues, een klein venster op het begin van een verhaal van vele honderden jaren, en eigenlijk wel wijs. Ik hoor dat er een TV-serie aan zit te komen. Ik houd mijn hart vast – de comic is bijzonder gestyleerd en abstract, bijna zonder decor, en dat pakt natuurlijk niet echt op scherm – maar als ze er het budget voor opzij zetten, zou het wel eens fantastische goed kunnen zijn. En jáááááren kunnen lopen, ook.
Verschenen in twee boeken (βehemoth: β-Max en βehemoth: Seppuku). Ik heb de online versie in één volume op mijn Kindle gezet.
Ik ga er heel erg kort over zijn: No Sir, I Didn't Like It.
Ik heb er mij doorgesleept, maar het was met tegenzin. Ergens een fijn idee, daar niet van, maar ik had de indruk dat de man zijn boek gewoon niét heeft laten nalezen voor het gepubliceerd werd: minstens de helft te lang. En een einde dat geen einde is. Hopelijk is het vervolg even goed als het mij beloofd was. Verdorie.
Okay, first things first. Akkoord dat het een leutigheidje is om de MacGuffin van dienst, een soort organisme / virus / gedoe dat in competitie komt met alle andere leven op aarde, een fancy naam te geven als βehemoth, niet met een b maar met een griekse beta, zoals in beta-versie en zo.
Akkoord. Maar twee dingen:
1. Een hoofdletter β is gewoon B, dus minstens in het begin van een zin zou er moeten Behemoth staan en niet βehemoth.
2. Een β is geen ß, nondedju. In dit boek was elke vermelding van het ding niet ‘βehemoth' maar wel ‘ßehemoth'. Dat ik dan steevast Eszett-emoth las. Slordig.
Grmpf. Enfin, bon, behalve dat... Vijf jaar na Starfish wordt Amerika geregeerd (o fnet niét geregeerd) door een psychopaat, nadat Lenie Clarke erin geslaagd is om zowat de hele wereld om zeep te helpen. Zij bevindt zich al vijf jaar lang onder water, ergens in het midden van de Atlantische Oceaan, met een resem collega-rifters die een kolonie elite omringen die naar de zeebodem gevlucht was.
Tot, overmijdelijk wellicht, de status quo ook daar doorbroken wordt, en Lenie Clarke eens te meer naar de oppervlakte trekt.
Ho-hum, eigenlijk. Ik vond er niet meteen zo enorm veel aan. Het was beter bij één boek gebleven; de enige reden dat ik het derde boek nog ga lezen is omdat ik het vierde boek, Blindsight, enorm zeer erg aangeraden ben. En boek 1-2-4 lezen is zo knullig, dan beter gewoon 1-2-3-4.
Garth Ennis, het is me d'r eentje.
In het kort: hoer wordt superheld. Watchmen, maar dan grappig. Probeer het te vinden, en lees. A good time will be had, gegarandeerd.
Een mysterieuze alien geeft een random hoer superkrachten, om te bewijzen dat in iedere mens potentieel en held zit die goed zal doen, etc., yada, yada.
De dame in kwestie vindt het in eerste instantie vooral fantastisch dat ze nu honderd keer zo snel en dus honderd keer zo veel blow jobs kan geven, wegens dat ze een kind te onderhouden heeft en huur te betalen.
En dan komt een nauwelijks vermomde Justice League aan, om ze te vragen lid te worden van hun clubje superhelden:
The Pro V2002 #1 - The Pro. (2002_7) - Page 17
Geweld, sex, tegelijkertijd grappig, schrijnend en hartverwarmend. En het wordt wel héél moeilijk om nog standaard-superhelden-comics te lezen hierna.
‘t Is science fiction over de nabije toekomst die geschreven is in het jaar 2000, en het is begot nog niet verouderd!
Ik schat ergens 2040-50 of zo, met een internet dat niet meer bestaat (virussen hebben alles kapot gemaakt!), met licht hertekende landen en wat militair-industrieel complex, heb ik de indruk, een begin van artificiële intelligentie (gekweekte hersencellen als primitieve biologische computers), en ook energiecrisis.
Eén van de manieren om energie te winnen (ik heb de indruk dat het gene vetten meer is met fossiele brandstoffen), is rechtstreeks aan de rand van tektonische platen. Heel diep onder de zee, en om geld te sparen en omdat het snel moest gaan, niet met machines voor onderhoud, maar met echte mensen.
Omgebouwde echte mensen weliswaar: Rifters. Eén long eruit gehaald en vervangen door machinerie die als een soort kieuwen werkt, dingen over hun ogen om te kunnen zien in het pikkedonker op de diepe zeebodem, met alle holtes in het lichaam hetzij dichtgeklapt hetzij gevuld met gel tegen de enorm hoge druk.
Niet iedereen kan de omstandigheden aan, de isolatie, de donkerte, het voortdurende gevaar – en dus zijn het enkel “gepreconditioneerde” mensen die rifters worden: kapotte mensen, getraumatiseerd door mishandeling bijvoorbeeld. Of pedofielen. Psychoten.
Niet noodzakelijk materiaal voor een feelgood boek, maar ik vond het dat eigenlijk wél. Het is zeker donker (letterlijk en figuurlijk), maar het blijft ook ergens optimistisch, zelfs al gaat de helft van de mensheid (of meer) er misschien wel aan. Gibson meets Ballard – intrigerende personages, boeiende wereld, plausibele science in de science fiction: meer moet dat niet zijn.
Eerste van een trilogie, hoor ik. En gratis te downloaden, ook, waar wacht ge nog op?
There's no such thing as a Prime Directive in the Culture. Er is geen geld, mensen hoeven niet dood te gaan, technology is sufficiently advanced dat het net zo goed allemaal magie zou kunnen zijn – en ze zijn niet vies van inmenging in andermans zaken.
Het is logisch dat het dan ook wel eens mis moet gaan, als ze maatschappijen gaan proberen veranderen. De Chelgrians stammen van predatoren af, hebben een enorm strikt kastensysteem, en het loopt verkeerd af. Culture (of Special Circumstances, wellicht) zorgt ervoor dat een egalitaire leider verkozen wordt en dat de wetten veranderd worden, maar van het één komt het ander, en voor ge het weet, zijn een goeie vijf miljard Chelgrianen dood.
Het verhaal wordt voornamelijk verteld vanuit het standpunt van twee van die Chelgrianen. De componist Ziller woont in zelfgekozen ballingschap op de orbital Masaq', waar hij binnenkort zijn laatste werk zal dirigeren, bij het licht van een ster die in de Culture-Idiraanse oorlog nova gemaakt werd. Quilan is een totaal getraumatiseerde ex-soldaat en ex-monnik, die er op het eerste gezicht op uitgestuurd werd om Ziller ervan te overtuigen terug te keren naar zijn thuiswereld.
Ziller weigert pertinent Quilan te ontmoeten, en met de tijd krijgt Quilan stukken geheugen terug, en komt hij te weten wat hij eigenlijk komt doen.
Weinig of geen mensen, in dit boek: twee Chelgrians, een Homomdan, en vooral de Mind van Masaq' – op die Mind na een soort extern perspectief op Culture dus. En bij herlezing verrassend veel introspectie ook. Quilan ziet geen reden om te leven zonder zijn vrouw, die in de oorlog omkwam. En Masaq' leeft ook met zijn eigen demonen uit het verleden.
Een boek dat al zijn tijd neemt, en dat Iain M. Banksgewijs pas op het einde helemaal in de plooi valt. Fijn.
Premisse: op een bepaalde dag verdwijnen de sterren. En de maan. Blijkt: iets of iemand heeft een soort schild rond de Aarde geplaatst, en buiten dat schild gaat de tijd veel sneller – of beter, binnen het schild is de tijd enorm vertraagd.
De moeder van Tyler Dupree is de huishoudster van de Lawtons, een rijk gezin. Tyler en de twee kinderen-Lawton, Jason en Diane, zijn beste vrienden, maar ‘t is complex: Jason is een soort genie, Tyler is tot over zijn oren verliefd op Diane, en Diane heeft issues.
Dat schild rond de Aarde blijft er hangen, en men berekent al snel dat het een goeie vijftig-zestig jaar subjectieve tijd zal duren voor de zon de Aarde zal opslorpen, en dus hoera, einde van de wereld en allerlei doemprofeten: voor ge't weet zit Diane in zo'n cultus. Jason aan de andere kant probeert iets te doen: zijn vader had snel een fortuin verdiend met een alternatief voor satellieten (die ook weg waren natuurlijk), en Jason leidt een soort NASA-achtig agentschap dat onder meer gaat proberen Mars te terraformen, met als ultiem doel te proberen achterhalen wie of wat de oorzaak is van het hele gedoe, en en passant ook nog eens proberen het menselijk ras te laten overleven.
Ik kreeg het boek aangeraden als moet ge zéker lezen, onnoemelijk goed!, maar bleek na een hoofdstuk of zo dat ik het al gelezen had. En, wat erger is, dat ik het niet eens zo goed vond.
Tyler wordt arts, en gaat uiteindelijk voor Jason werken als een soort persoonlijke arts, als blijkt dat Jason MS heeft. En dan wordt het allemaal plots wat Stranger in a Strange Land of Man Who Fell to Earth, en oh ja, zit het ook nog eens in een raamvertelling van jaaaren later als Tyler en Diane samen oud zijn geworden waardoor enorm veel potentiële spanning zomaar verkwanseld wordt, en die het zowat centrale conflict van het boek (“Diane & Tyler: will they? won't they?”) ondermijnt.
Ik heb geen problemen met niet-harde Science Fiction, maar als ik na 458 bladzijden het gevoel krijg dat ik 400 bladzijden opvulsel rond een toegegeven niet verkeerd idee gelezen heb, dan is er iets mis. En vooral als dat opvulsel een soort The Bold and the Beautiful-schrijvelarij is, maar dan zonder het gevoel voor humor.
Op een halve dag uitgelezen, en erg teleurgesteld opzij gelegd. Ik was marginaal minder teleurgesteld toen ik ontdekte dat er twee vervolgen zijn – misschien dat die wél een soort closure bieden. En misschien zijn die wél beter. Dat zullen we dán wel zien. ‘t Zal niet voor onmiddellijk zijn.